maandag 7 oktober 2013

Ziekte

Net zoals in de privésector moet een leerkracht ook tijdig melden als hij ziek is. Bij 1 dag afwezigheid moet de leerkracht (of een derde persoon) de school voor het eerste lesuur op de hoogte stellen van zijn afwezigheid. Een doktersbewijs kan niet gevraagd worden, maar er kan wel een controlebezoek aangevraagd worden door de directeur.. Ook mag de leerkracht gedurende deze dag afwezigheid de woning niet verlaten. Bij een afwezigheid langer dan een dag is een medisch attest en een afwezigheidsattest noodzakelijk. Hiervoor bestaan speciale formulieren die door de arts ingevuld moeten worden. Het medisch attest gaat naar het controle-orgaan van de school terwijl het afwezigheidsattest voor de directeur zelf is. Verder met het ziekteverlof in alle scholen waar je werkt op dezelfde dag beginnen en eindigen.


Bij de afwezigheid van een leerkracht wegens ziekte wordt berekend op hoeveel dagen bezoldigd ziekteverlof deze persoon recht heeft. Voor tijdelijke en vastbenoemde leerkrachten wordt dit berekend op basis van de verworven sociale anciënniteit en de reeds benutte bezoldigde ziektedagen. De sociale anciënniteit wordt gedefinieerd door het maximum aantal jaren dat het recht opent op bezoldigd ziekteverlof.
Ook hier zien we terug een groot verschil tussen de vastgenoemde en tijdelijke leerkracht. Zo heeft een vastbenoemde leerkracht recht op 30 bezoldigde ziektedagen per 12 maanden sociale anciënniteit. Verder kunnen de dagen overgedragen worden naar een volgend schooljaar. Bij een tijdelijke leerkracht worden de aantal bezoldigde ziektedagen echter berekend naar rato van één dag per reeks van 10 dagen, met een maximum van 300 dagen. Indien deze leerkrachten een uitgestelde bezoldiging ontvangen, geldt voor de telling enkel de periode van 1 september tot 30 juni. Indien de bezoldigde ziektedagen opgebruikt zijn krijgt een tijdelijke leerkracht een uitkering van het ziekenfonds, een vastbenoemde krijgt echter een wachtuitkering. Deze uitkering wordt per jaar geldelijke anciënniteit berekend op basis van het laatste activiteitssalaris. Verder wordt het ziekteverlof gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Er bestaat echter een control-orgaan dat controle op afwezigheid door ziekte mag uitvoeren op vraag van de directeur, het werkstation of op eigen initiatief. 

Vervolgens heb je als vrouw recht op 15 weken bevallingsverlof. Sowieso valt er 1 week voor de geboorte en minimaal 9 weken na de geboorte, de overige 5 weken kan je zelf kiezen wanneer je deze wenst op te nemen. Wanneer vakantie en verlofdagen in dit bevallingsverlof vallen, kunnen deze niet aan het bevallingsverlof toegevoegd worden. Verder wordt bevallingsverlof gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit voor zowel de dienst-, sociale-, en de weddeanciënniteit. Ook hier is er terug een belangrijk verschil tussen vastbenoemde en tijdelijke leerkrachten. Zo ontvangen de vastbenoemde leerkrachten hun normale wedde terwijl de tijdelijke leerkrachten een uitkering via het ziekenfonds ontvangen.

Naast deze algemene regels in verband met de regeling van verlof in het onderwijs is er ook nog het omstandigheidsverlof. Dit kan je krijgen naar aanleiding van een uitzonderlijke gebeurtenis zoals een begravenis, een trouw of een geboorte. De verschillende mogelijkheden omtrend omstandigheidsverlof zijn vastgelegd, in onderstaande tabel is een overzicht weergegeven. 


eigen huwelijk
 1 dag
huwelijk zoon of dochter
 2 dagen 
vaderschapsverlof
 10 dagen 
overlijden echtgeno(o)t(e) of bloed- of aanverwant eerste graad
 4 dagen
overlijden van iemand die onder hetzelfde dak woont 
 2 dagen 
overlijden bloed- of aanverwant tweede graad 
 1 dag

Oudere leraren
In Klasse, maart 2012, stelt Elchardus dat leerkrachten vroeger stoppen met werken dan andere beroepen én dat ze dit gemiddeld ook twee jaar eerder doen.
Zo zijn oudere leraren wel tevreden met hun beroep maar hebben ze het moeilijker met vernieuwingen en niet-lesgebonden werkdruk. Verder blijken de leerkrachten vatbaar voor psychische ongemakken zoals stress en een burn-out, zo geeft slecht 30% van de leerkrachten aan nog gezond te zijn op het einde van hun loopbaan. Een burn-out begint de kop op te steken vanaf 45 jaar en verdwijnt heel snel na het eindigen van hun carriëre in het onderwijs. Dit draagt ertoe bij dat leerkrachten vroeger willen stoppen dan andere hooggeschoolden en ook effectief vroeger stoppen.
Elchardus zegt dat er verschillende stappen moeten ondernomen worden, willen we oudere leerkrachten langer op school houden. Zo is het een belangrijk punt om de gezondheidsproblemen preventief aan te pakken. Stemproblemen kunnen voor een groot deel voorkomen worden door logopedische stemtraining, terwijl rugproblemen kunnen voorkomen worden door ergonomische stoelen, de hoogte van bureau's aan te passen en dergelijke. Verder moeten ook de psychologische en mentale klachten van de leerkrachten een klankbord krijgen, intervisiegesprekken met een psycholoog is een goed voorbeeld daarvan.Een tweede punt is het inzetten van oudere leraren in een andere functie, zoals een mentorfunctie. Dit biedt hen andere perspectieven en ook de planlast wordt hiermee aangepakt. Anderzijds worden de verworven competenties van deze leerkrachten gebruikt in de coaching van jonge collega's. Tenslotte, als het vroegtijdig uitstappen financieel onaantrekkelijk wordt zullen meer oudere leerkrachten langer werken.

Zelfzorg
Ondanks dat het zo essentieel is, wordt zelfzorg vaak vergeten. Dit is te wijten aan het feit dat de personen die de meeste behoefte als zelfzorg geneigd zijn om eerst in de behoeften van anderen, hier het onderwijzen van leerlingen, te voorzien. Eric Vanherck stelt dat het persoonlijkheidsprofiel van onderwijzers zoals perfectionistisch, gevoelig en nauwgezet zijn, naast hun sterke punten tegelijkertijd ook valkuilen zijn. Het is belangrijk een goed evenwicht te vinden en grenzen voor jezelf te stellen. Verder stelt Bieke Vandeweyer dat zelfzorg is leren genieten van je job binnen duidelijke grenzen. Leren nee-zeggen is hierbij heel belangrijk! Je mag niet wachten tot je met de consequenties geconfronteerd wordt en met de rug tegen de muur staat door bijvoorbeeld gezondheidsproblemen. Zelfzorgen heeft volgens Bieke Vandeweyer in de eerste plaats met 'durven' te maken, je moet durven stilstaan bij jezelf. Er bestaat echter vaak angst voor hetgene wat je zal tegenkomen. Door het overwinnen van die angst kan je echter de onderliggende oorzaken aanpakken en op deze manier problemen, en de stress die er komt bij kijken, wegnemen.
Ikzelf heb de proef op de som genomen en door de Workaholic test in te vullen geëvalueerd hoe hoog ik scoor. Mijn score van 36 ligt in de categorie van werknemers die richting de workaholic gaan, hier is dus opletten geblazen! Zelfzorg is bijgevolg heel belangrijk!
Wil je zelf weten hoe je scoort? Neem gerust een kijkje op de website!





'De procedure van kennisgeving van ziekte (regeling al dan niet doktersbriefje) en het systeem van betaalde ziektedagen (30 dagen systeem + overdraagbaar) hebben een invloed op het hoog ziekteverzuim in onderwijs.'

Voor het vormen van een mening op deze stelling snuisterde ik eerst in het Agodi jaarrapport ziekteverzuim van het Vlaams onderwijspersoneel in 2011. Het ziekteverzuim is het aantal ziektedagen dat de personeelsleden gespreid over het jaar opnemen. Volgens het Agodi jaarrapport ligt het ziekteverzuim beduidend hoog in de leeftijdscategorie 56-65 jaar. Ook is er een stijging waar te nemen in stijging van ziekteverzuim in correlatie met de leeftijd van de leerkracht. Zowel bij de mannen als bij de vrouwen zijn psychosociale aandoeningen de voornaamste oorzaken van ziekteverzuim. Een groot aantal hiervan blijkt zich te situeren in de oudere leeftijdsgroepen. 
Deze resultaten zijn een weerspiegeling van wat leeft onder oudere leerkrachten. Slecht 30 procent geeft aan aan het eind van hun carrière nog volledig gezond te zijn, dit blijkt ook te kloppen uit de hoge cijfers van ziekteverzuim in deze leeftijdscategorie. Bijgevolg denk ik dat de oorzaak van ziekteverzuim niet direct moet gezocht worden in de regeling van betaalde ziektedagen, maar eerder in het gebrek aan preventie. Daar de psychosociale aandoeningen de voornaamste oorzaken van ziekteverzuim blijken te zijn, is preventie op dit vlak alvast broodnodig! Het huidige systeem van ziekteregeling zorgt er wel voor dat leerkrachten die een burn-out hebben er gemakkelijker, zonder grote financiële gevolgen, tussenuit kunnen om hun energie terug aan te flakkeren. Jammergenoeg heb ik de indruk dat dit meestal al iets te laat is, preventie klinkt me zowel naar de werknemer als naar de werkgever en bijgevolg ook de samenleving toe, als muziek in de oren. 
Ook denk ik dat je als leerkracht alles doet om op school te zijn. Je missie is tenslotte je leerlingen iets bij te brengen en dat moet je graag doen. Bijgevolg denk ik dat een gemotiveerde leerkracht zeker geen misbruik maakt van het systeem van de 1 dag afwezigheid. Echter, ik denk dat een verplicht doktersbriefje, ook voor een dag, een must is om het misbruik van het systeem te beperken. Dit zorgt volgens mij ook voor een betere sfeer onder de leerkrachten zelf en een mindere spanning tussen gemotiveerde en eventueel minder gemotiveerde leerkrachten. 

Tenslotte wil ik besluiten met de bedenking dat misschien de meest gedreven leerkrachten diegene zijn die het systeem van de overdraging van de betaalde ziektedagen het meest nodig hebben en er effectief een beroep op doen. Dit zijn misschien zelfs de leerkrachten die in het begin van hun loopbaan de regeling minder goed vonden. Uiteindelijk zijn deze gedreven leerkrachten door hun perfectionisme vatbaarder voor het ontwikkelen van een burn-out. Naar mijn opinie ligt er een grote taak in de bewustwording van dit probleem en de zelfzorg; door de leerkrachten zelf, maar ondersteund door de directie en de school.

zondag 6 oktober 2013

Verloning

In het onderwijs wordt nog steeds de verloning op basis van anciënniteit gehanteerd. Zo wordt de salarisanciënniteit berekend aan de hand van de dienstjaren boven de drempelleeftijd plus de aanvaarde diensten. Deze aanvaarde diensten omvatten met een maximum van 10 jaar nuttige ervaring, boven de drempelleeftijd. Nuttige ervaring voor salarisanciënniteit omvat de periode dat je gewerkt hebt als werknemer, in openbare dienst of als zelfstandige. Het salaris kent de eerste twee jaar een jaarlijkse verhoging en nadien een tweejaarlijkse verhoging op basis van salarisanciënniteit met een maximum van 27 dienstjaren. Opvallend is dat de bewezen competenties geen rol spelen bij het toekennen van het salaris. 

De uitkering van de bezoldiging tijdelijk-vast benoemde lesgever wordt aangepast aan de stijging van de consumptieprijzen. Vast benoemde leerkrachten krijgen hun wedde op het einde van de maand gestort op basis van 1/12de van het jaarsalaris. Tijdelijke leerkrachten met een opdracht tot 30 juni hebben slechts recht op 1/10de van het jaarsalaris daar hun contract loopt van 1 september tot 30 juni. Zij krijgen op het einde van de maand 1/12 van hun jaarsalaris maar worden in de zomervakantie verder betaald als 'uitgestelde bezoldiging'. Eind juli ontvangen ze het verschil van september, oktober, november en december en in augustus ontvangen ze het verschil van januari, februari, maart, april, mei en juni. Tijdens de herfst-, kerst-, krokus-, en paasvakantie worden de tijdelijke leerkrachten doorbetaald als die vakantie binnen de aanstellingsperiode vallen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen leerkrachten ook genieten van een aantal andere voorwaarden.

Het brutosalaris van een vast benoemde lesgever wordt bepaald door drie elementen: de geldelijke anciënniteit, de opdrachtbreuk en de salarisschaal (afhankelijk van het code van de barema, 301 voor bachelors en 501 voor masters). De salarisschaalcode geeft het minimum en maximumjaarsalaris aan in bruto bedragen aan 100%. Tijdelijke en vast benoemde leraars met een beperkt inkomen kunnen een extravergoeding krijgen, een haardtoelage of een standplaatstoelage. De aard van de vergoeding is afhankelijk van de burgerlijke staat en van het feit of je kinderen ten laste hebt. 

Als Personeelslid van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming heb je vanaf 21 jaar recht op een gewaarborgde minimumbezoldiging. Dit minimum is wettelijk vastgesteld en het verschil tussen dit minimum en de wedde die normaal uitbetaald zou worden, wordt in de vorm van een weddebijslag in de wedde opgenomen.  

Naast het salaris zijn er in het onderwijs nog bijkomende vergoedingen. Zo krijg je een onkostenvergoeding als je met de fiets of het openbaar vervoer naar school komt. Dit in tegenstelling met de wagen, dan krijg je geen kilometervergoeding. Ik kan me perfect vinden in dit systeem, tenslotte is het ook de taak van de leerkracht om duurzaamheid hoog in het vaandel te dragen. Zelf het goede voorbeeld geven is alvast een belangrijke stap in de goede richting!

Bijkomstig is er ook nog het vakantiegeld, dit bedraagt 92% van het maandsalaris van maart voor leerkrachten die het volledige jaar een volledige opdracht in hoofdambt hadden. Voor schoolverlaters is er aanvullend vakantiegeld als deze jonger zijn dan 25 jaar en ze voor de eerste keer in dienst getreden zijn maximum vier maanden na het beëindigen van hun studies. Dit betekent dat voor het toekennen van het vakantiegeld ook de periode van 1 januari tot in het indiensttreding in het onderwijs wordt meegerekend. De werknemer die denkt hieraan te voldoen dient een formulier ingevuld af te geven aan de werkgever.

Tenslotte is er de eindejaarstoelage, deze wordt voor vastgenoemden berekend van 1 januari tot 30 september ten opzichte van de tijdelijken waarbij de eindejaarstoelage wordt berekend op het hele vorige schooljaar. 

Verder heb je bij de geboorte van je kind, recht op kinderbijslag. Op het schoolsecretariaat kan je een aanvraagformulier verkrijgen dat je ingevuld terugbezorgt. Na de eerste maand van de geboorte start de uitbetaling van kinderbijslag en stopt als je kind niet meer ten laste is of ouder is dan 25 jaar. Kinderbijslag wordt uitbetaald door de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers. (RKW)

Bij bezoldiging van overwerk/bijbetrekking wordt de leerkracht betaald alsof deze uren zijn hoofdambt zijn. De prestaties in aanmerking voor verloning bedragen 140%. Er kan echter geen eindejaarstoelage, vakantiegeld of uitgestelde bezoldinging op basis van deze extra prestaties worden verkregen. 


Bovenstaande figuur geeft mijn visie op de verloning in het onderwijs weer. Zo ben ik van het gedacht dat leerkracht-zijn een roeping is, een roeping om leerlingen iets bij te brengen en om iets te betekenen voor anderen. Eigenlijk kan je als leerkracht een heel klein beetje de wereld en de maatschappij veranderen. De figuur geeft het mooi weer: "Dankbaarheid voor de vrijheid om te bloeien". Ik denk dat dit de mooiste verloning is dat je als leerkracht kan krijgen, dankbaarheid van de leerlingen om te kunnen zijn wie ze zijn, en dat ze zichzelf kunnen ontwikkelen; ze krijgen de kans om te bloeien en te groeien. Bijgevolg kan ik me volledig vinden in de visie van VUB-onderzoekster Sara De Gieter. 
Sara De Gieter stelt dat leraren relatief tevreden zijn met hun loon maar dat ze ook veel belang hechten aan zich gewaardeerd voelen door psychologische beloningen van collega's, leerlingen en directie. Leraren zijn in het algemeen tevreden met hun nettoloon én met de psychologische beloningen van onder andere de directie. Dit creëert een klimaat waarin de leerkrachten tevreden zijn met hun job en zich betrokken voelen bij de school. Bijgevolg leveren ze ook betere prestaties wat ook weerspiegelt op de leerlingen. Een goede sfeer in de school zorgt voor tevreden leerlingen. Uit het onderzoek van Sara De Gieter blijkt dat leerkrachten zich het meest beloond voelen door bloemen, tekening, pralines (100%) en de relatie met de student (100%). Dit wordt gevolgd door uitingen van dankbaarheid (93%), lofbetuigingen (87%) en waardering (73%). Het is opvallend dat het salaris, met 53%, niet in dit lijstje voorkomt!
Ook voor mij is psychologische beloning het belangrijkste in onderwijs. Ook vind ik dat een bepaald bedrag niet gelukkig maakt, hoewel het natuurlijk wel een handje kan helpen. Persoonlijk vind ik het veel belangrijker dat je voldoening uit je werk haalt!

Mijn visie ten opzichte van de huidige verloning, de psychologisch beloning even buiten beschouwing gelaten, is verdeeld. Zo ga ik volledig akkoord met het systeem van de verplaatsingsvergoeding. Ook heeft iedereen recht op kinderbijslag. Ik vind echter het verschil in verloning tussen een tijdelijke en vast benoemde lesgever absurd. Als ik het goed interpreteer krijgt een vast benoemde lesgever die evenveel uren lesgeeft als een tijdelijke lesgever namelijk 2 maanden meer loon. Deze 2 zomermaanden worden evenwel overbrugd door de uitgestelde bezoldiging dus uiteindelijk betekent dit dat een vast benoemde leerkracht maandelijks een hoger salaris ontvangt dan een niet-vast benoemde leerkracht, ondanks dat ze dezelfde job hebben. Verder vind ik het een pluspunt dat er anciënniteit uit de privé kan meegenomen naar het onderwijs, dit maakt de drempel om de overstap te maken iets kleiner en deze praktijkervaring is broodnodig.

De bestaande dienstanciënniteit is in de huidige maatschappij wat voorbijgestreefd maar zoals Janneke Hooijer in het artikel 'Prestatiebeloning in het onderwijs, onzinnig of niet?' analyseert is het heel moeilijk om prestatiegericht te belonen. Zo stelt filosoof Wouter Sanderse dat 'men elkaar de tent zal uitvechten' bij het doorvoeren van individuele prestatiebeloning in het onderwijs. Leraren zien liever dat de collega's die ondermaats presteren worden aangepakt, ze ervaren dat als effectiever dan het belonen van goede leraren. De verwachtingstheorie van Vroom vormt de basis voor de veronderstelling dat prestatiegerichte verloning tot betere prestaties leidt. De voorwaarde hiervoor is dat het gedrag beloond wordt én dat deze verloning als waardevol ervaren wordt. Hier wringt echter het schoentje. Onderwijs is complexer dan dat, wat kan verklaard worden uit de zelfdeterminatietheorie die stelt dat mensen gericht zijn op persoonlijke groei en actief interageren met hun omgeven. Zo is er intrinsieke en extrinsieke motivatie. Deci, Koestner & Ryan stellen dat het ontvangen van een beloning voor gedrag dat je vanuit een intrinsieke motivatie bent gaan vertonen, extrinsieke motivatie zelfs ondermijnt. Alleen positieve feedback werkt als beloning aan intrinsieke motivatie. Verder laten experimenten weinig of geen resultaat zien in verbetering van leerprestaties van leerlingen in prestatiebelonend onderwijs. Er werden echter ook positieve resultaten vastgesteld maar daar geven de onderzoekers zelf aan dat ze geen oorzaak en gevolg kunnen onderscheiden. Ook denk ik dat prestatiebeloning nefast kan zijn voor de collegiale samenwerking en de sfeer op een school.
Na het lezen van dit artikel en zo een andere kijk gekregen te hebben, denk ik dat de bestaande dienstanciënniteit de beste keuze is. De leerkracht die al jarenlang werkt krijgt toch een beloning want uiteindelijk gaat de gemiddelde leerkracht naargelang de ervaring evolueren naar een expert en een beloning is daar volledig op zijn plaats.

Tenslotte wil ik eindigen met een kleine vergelijking van het loon van leerkrachten in het Franstalige onderwijs met leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs. De eerste groep salarisschalen, dit zijn de barema's voor kleuteronderwijzer, onderwijzer en bachelor + BPB, zijn identiek. Bij de salarisschaal 501, het barema voor de master + BPB, is de opbouw van het barema zeer gelijkwaardig. Verschillend is dat de Franstalige collega's na de maximumanciënniteit op 57- en 58-jarige leeftijd nog recht heeft op twee loonsverhogingen. Echter, de Nederlandstalige collega's hebben voor deze laatste 2 loonsverhogingen steeds meer verdiend. Bijgevolg zijn er inderdaad verschillen in de opbouw van de barema's. Desalniettemin zijn de Nederlandstalige leerkrachten na het in rekening brengen van hun volledige loopbaan nog steeds beter af, maar dit wordt geheel of gedeeltelijk teniet gedaan door het pensioensvoordeel van de Franstalige collega's. Echter, de masters in het Nederlandstalig onderwijs zijn ondanks de laatste loonsverhogingen van de Franstallige collega's zowel tijdens als na de loopbaan beter af! Dit is een mooie illustratie van "Het lijkt groener aan de overkant, maar dat is het zeker niet altijd!"

Statuut van de lesgever

Het onderwijs is een buitenbeentje wat betreft de aanstelling. Zo doorloop je als beginnende leerkracht steenvast in deze volgorde de tijdelijke aanstelling van bepaalde duur (TABD), de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) en de vaste benoeming. Deze laatste aanstelling kan een aantal jaren op zich laten wachten. 

De TABD is een tjidelijke aanstelling van bepaalde duur, de duur van de aanstelling is op voorhand bepaald en op 30/06 word je uit dienst gemeld. Je geniet niet van een voorrangsregeling maar bij het start van het volgende schooljaar is er een kans op een nieuwe overeenkomst met hetzelfde statuut. Deze cyclus wordt minstens 3 schooljaren herhaald voordat je in aanmerking komt voor de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur oftewel TADD. 
Dit statuut van TABD zorgt ervoor dat veel beginnende leerkrachten genoodzaakt zijn veel verschillende interims te doen, vaak deeltijds, variatie aan vakken en op verschillende scholen. Dit brengt een grote werkonzekerheid met zich mee wat bijdraagt tot de uitstroom van beginnende leerkrachten in het onderwijs. Er is een groot verschil ten opzichte van andere beroepen in de privésector waar veel sneller een stabiele loopbaan bekomen wordt.

Het grote voordeel van TADD ten opzichte van TABD is dat de duur van de aanstelling over de schooljaren heen loopt en dat je voorrang hebt op een leerkracht met het statuut van TADD. Je moet als leerkracht wel aan heel wat voorwaarden voldoen. Zo moet je dienstanciënniteit verworven hebben van 720 dagen, verspreid over minstens 3 schooljaren. Bijkomende voorwaarde is dat deze diensten moeten gepresteerd zijn in hoofdambt én dat de aanstelling moet verworven zijn in een ambt bij één of meer scholen van dezelfde inrichtende macht of scholengemeenschap. Dit betekent dat leerkrachten die een vak geven dat meerdere lesuren per week bevat sneller een TADD kunnen opbouwen dan leerkrachten -zoals ik- die een vak geven dat slechts 1 à 2 uur wordt onderwezen. Deze laatstgenoemde leerkrachten zullen eerder genoodzaakt zijn in verschillende scholengemeenschappen te werken wat nefast is voor de verwerving van het statuut TADD. Zij kijken aan naar een langere onzekere loopbaan.
Verder mag de leerkracht bij een evaluatie geen onvoldoende hebben gekregen en is het recht op een TADD enkel geldig voor het ambt waarvoor de leerkracht over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs beschikt. Bijkomend wordt de dienstanciënniteit binnen TADD berekend op basis van alle kalenderdagen, inclusief vakanties. Tijdelijke diensten worden vermenigvuldigd met 1,2. Daartegenover staat dat bij onvolledige prestaties minder dan de helft van een fulltime betrekking, het aantal dagen gedeeld wordt door twee. Ook deze factor zorgt ervoor dat leerkrachten die een vak onderwijzen dat slechts 1 à 2 uur onderwezen wordt, nog minder snel in aanmerking komt voor het TADD statuut. 
Verder worden bij de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een vak op basis van een VE alle diensten gepresteerd in de vakken waarvoor de leerkracht een VE of VO beschikt in aanmerking. Dit staat tegenover de berekening van de dienstanciënniteit voor een aanstelling in een vak waarvoor de leerkracht over een VO beschikt, hier komen enkel de diensten in aanmerking die gepresteerd zijn in dit specifieke vak. Nadien geldt het TADD echter ook voor de vakken waarvoor de leerkracht een VE heeft. Bijgevolg, eens een leerkracht het recht op een TADD verworven heeft geldt dit voor alle vakken waarvoor hij een VE beschikt of indien de TADD verworven werd in een vak waarvoor hij een VO beschikt geldt de TADD voor dat specifieke vak en voor alle vakken waarvoor hij een VE beschikt.
Tenslotte kan een leerkracht ook het recht van TADD verliezen. Dit kan enerzijds als de leerkracht vijf opeenvolgende schooljaren geen uren meer gepresteerd heeft in de scholen van de scholengroep en anderzijds als de leerkracht wordt ontslagen. Hij verliest het recht op een uitbreiding van TADD als hij een definitieve evaluatie met eindconclusie 'onvoldoende' heeft gekregen voor het vak met de TADD. 

Uiteindelijk kan een leerkracht met statuut van TADD doorstromen naar het statuut van de vaste benoeming. Ook aan deze benoeming zijn verschillende voorwaarden verbonden. Je moet 720 dagen dienstanciënniteit verworven hebben in het ambt van de benoeming. Verder mag je geen 'onvoldoende' evaluatie gekregen hebben en moet het gaan om een betrekking in hoofdambt. De vaste benoeming slaat op eenzelfde ambt en geldt voor het bepaalde aantal uren. Wanneer de opdracht buiten de wil om verminderd genieten zij voorrang bij vacatures.
Een vaste benoeming brengt naast deze voorrang bij vacatures heel wat voordelen met zich mee, zo is er een groot verschil met TADD. Met een vaste benoeming heb je werkzekerheid, zekerheid van bezoldiging, bijkomende rechten op verlofstelsels, recht op overheidspensioen en tenslotte krijg je bij ziekte- of bevallingsverlof je salaris in plaats van een uitkering van het ziekenfonds. 
Volgens het Rapport Vaste benoeming 2010 en 2011 gaat iets meer dan de helft van de vaste benoemingen om leerkrachten die voor een eerste keer vastbenoemd worden. In het gesubsidieerd onderwijs zijn er opvallend meer vaste benoemingen voor minder dan 10% van een voltijdse opdracht in het onderwijs. Verder zijn 40% van de vastbenoemde leerkrachten jonger dan 30 jaar.

TABD versus TADD versus vaste benoeming
Leerkrachten met het statuut TABD leven elk schooljaar in onzekerheid of ze het jaar daarop nog werk zullen hebben, liefst in hun huidige school. Ik vind het niet kunnen dat een goeie, gemotiveerde beginnende leerkracht eventueel plaats moet maken voor een leerkracht met een TABD of een vaste benoeming. Sommige leerkrachten hebben de neiging, eens een vaste benoeming op zak, te verroesten in hun vak. Ook kan een vaste benoeming je tegenhouden om je dromen na te jagen doordat het, als je wilt terugkeren naar het onderwijs, terug heel lang kan duren voor je recht hebt op een vaste benoeming. 
De leerkracht met een TABD heeft niets van werkonzekerheid. Zo kan het gebeuren dat je vlak voor je recht hebt op een TADD zonder reden de deur wordt gewezen. Hierop heb je als werknemer helemaal niets te zeggen, je hebt namelijk geen rechten en je hebt geen voorrang op iemand anders. Als je dan niet in dezelfde scholengroep aan de slag kan, begin je vanaf nul met het opbouwen van je anciënniteit voor het verkrijgen van het recht op het statuut van TADD.
Verder brengt het statuut van de vaste benoeming naast de vele voordelen ook gevaren met zich mee. Zo ga ik volledig akkoord met de opinie van Alain Mouton, redacteur Trends. Hij stelt dat de meeste leerkrachten amper in de privésector werkten en bijgevolg geen werkervaring opdeden. Zijn opinie is dat leerkrachten met werkervaring deze kunnen meegeven aan de leerlingen en dit op twee niveau's. Zo is er de effectieve werkervaring dat resulteert in het inzicht hoe het er in een onderneming echt aan toe gaat, aangevuld met de wetenschap welk type mensen de arbeidsmarkt nodig heeft. Hierdoor kunnen de leerlingen gericht voorbereid worden op de arbeidsmarkt door de actueel nodige competenties mee te geven. Het principe van de vaste benoeming maakt het echter niet aantrekkelijk om te switchen tussen de privésector en het onderwijs. Ook is het contradictorisch dat de leerlingen worden voorbereid op de steeds flexibelere arbeidsmarkt terwijl de leerkrachten zelf streven naar een comfortabele positie.

Het loopbaandebat
Het huidig statuut van de leerkracht, met de drie fasen van TABD, TADD en de vaste benoemdheid staat -terecht- op de helling. Met het huidig groot onderscheid is het voornamelijk voor de beginnende leerkracht moeilijk om zich telkens te blijven motiveren zonder uitkijk op een beetje zekerheid. Hierdoor is er in het onderwijs een grote uitstroom van beginnende leerkrachten. Het loopbaandebat stelt bijgevolg de huidige statuten in vraag. Momenteel is er het voorstel van drie stadia in de loopbaan meer bepaald de juniorleraar, de leraar en de expert-leraar. De juniorleraar zou meer werkzekerheid hebben dan de beginner vandaag heeft. Ook zou er bovenop de kans op een bonus ook een verschil in verloning zijn tussen de junior en gewone leraar. De ervaring van de expert wordt tenslotte ingezet voor het coachen van jongere collega's. Verder wordt voorgesteld de vaste benoeming te behouden, maar met regelmatige evaluaties.
Ik kan me vinden in deze voorstellen, zo krijgt de junior meer werkzekerheid en bijgevolg meer kans om zich te ontwikkelen. Door meer werkzekerheid moet de junior niet onbewust steeds bezig zijn met de werkonzekerheid en kan de energie gestoken worden in zijn ontplooiing als leerkracht. Daar speelt de expert, een leerkracht uit hetzelfde vakgebied, ook een grote rol in. Zo kan de expert de junior tips geven op vakdidactisch gebied maar ook op opvoedkundig gebied. De ervaring van de expert wordt gedeeld met de junior, waardoor het natuurlijk groeiproces van de junior versneld wordt wat zowel voor hemzelf, de school en de leerlingen voordelig is. Ik denk dat het ook een pluspunt is dat er bonussen kunnen worden gegeven, zo worden de leerkrachten die zich tenvolle inzetten beloond. Maar ik denk echter dat uit de beloning in de vorm van dankbaarheid en respect meer voldoening halen. Persoonlijk denk ik dat de vaste benoeming uit het systeem zou moeten maar ik kan me voorlopig ook vinden in het voorstel voor meer evaluatie met een grote MAAR dat deze ook effectief wordt toegepast én dat het mogelijk is om effectieve sancties te geven indien er niet voldaan wordt. Als volgende stap vind ik dat een afschaffing van de vaste benoemdheid zeker besproken moet kunnen worden, maar direct afschaffen ligt heel moeilijk door de jarenlange gewoonte. 

Van novice naar expert
De groei van de leerkracht is gebaseerd op anciënniteit en competentie. De beginnende leerkracht wordt in zijn professionele ontwikkeling ondersteund door een mentor en door pedagogische begeleidingsdiensten van de koepels. Echter, voor competentieontwikkeling zijn er geen normen. Jochems stelt dat de kennis van experts beter gestructureerd is en daardoor beter toegankelijk dan die van novices. Ook ontwikkelen de experts routines waardoor er meer ruimte vrijkomt voor complexere problemen en herkennen ze patronen sneller en beter. De expert-leraren zijn opportunistischer en flexibeler in hun gedrag en kunnen bijgevolg adequater reageren op voorvallen in de klas. Hieruit blijkt dat expertiseontwikkeling veel tijd vergt omdat het gebaseerd is op ervaring. Hulp van anderen is ook vereist, door feedback en coaching wordt de expertise ook ontwikkeld. Hierin komt het belang van collegialiteit en samenwerking aan bod. Door samen te werken en het uitwisselen van ideeën wordt de professionele ontwikkeling gestimuleerd. In het onderwijsdebat is dit dan ook de functie van de expert. Niet alleen leerlingen, maar ook leerkrachten kunnen veel van elkaar leren!


Leraars, leer ze me kennen. 
Een vergelijking tussen leraars en andere beroepsgroepen.
In dit artikel wordt een samenvatting van de onderzoeksresultaten, gebundeld in het boek 'Leraars. Profiel van een beroepsgroep' van Elchardus, Huyge, Kavadia, Siongers & Vangoidsenhoven (2009), weergegeven. In dit boek worden leraars vergeleken met andere beroepsgroepen. De leraars vormen een bijzondere groep op het vlak van beroepsmotieven. Zo blijkt dat de jobkeuze meer gebaseerd is op de intrinsieke dan op de extrinsieke motivatie. Hieruit volgt ook dat de meeste leerkrachten tevreden zijn met hun beroep en hun leven. De instap is voor leerkrachten vergeleken met andere beroepsgroepen heel onzeker. Beginnende leerkrachten werken ten opzichte van hun leeftijdsgenoten in andere sectoren meer noodgedwongen parttime, hebben een grotere werkonzekerheid én hebben vaker een contract van bepaalde duur. Een job in het onderwijs wordt enerzijds gekenmerkt door een sterke afbakening via de schooluren maar anderzijds is het werk nooit gedaan en stroomt dit tot in het gezinsleven. Desalniettemin ervaren leerkrachten minder problemen met de balans werk-gezin dan andere werkenden. Ten opzichte van de rest van de werkende bevolking zijn leerkrachten meer tevreden met hun loon, hoewel ze minder verdienen dan andere hoogopgeleiden maar gemiddeld evenveel als de rest van de bevolking. Over het algemeen kan gesteld worden dat leerkrachten gelukkig zijn met alle aspecten van hun beroep!

Het derde alternatief 
Stephen R. Covey
Covey stelt dat de meeste conflicten twee kanten hebben, te vergelijken met zwart en wit. Dit is de reden dat er vooroordelen zijn en racisme bestaat. Volgens Covey is er echter een derde weg, of het derde alternatief. Dit is de weg die dwars door alle dilemma's van het leven en de diepe verdeeldheid heen loopt. Iemands denkwijze is afhankelijk wie je bent en bijgevolg afhankelijk van je identieit. Het grote probleem van conflicten zit in onze denkwijze. We kunnen vasthouden aan onze denkwijze maar dit zorgt voor een verlies-win situatie wat zorgt voor conflicten. De denkwijzen kunnen we ook combineren, dit is een stap in de goede richting maar de aparte kunnen blijven bestaan en eventueel versterkt worden. Covey stelt dat de oplossing van een conflict het derde alternatief is, samen zoeken naar een andere oplossing waar nog niet eerder aan gedacht is. 
Het derde alternatief is zeker van toepassing in het onderwijs. Zo moeten voordelen en nadelen in het statuut van de leerkracht niet tegenover elkaar staan maar moet er verder nagedacht worden hoe de problemen kunnen opgelost worden door los te komen van het huidige model en een nieuwe weg in te slaan. Een frisse kijk uit een andere hoek kan soms onverwachte uitwegen bieden. Hetzelfde geldt voor de taak van de leerkracht, zo is er de educatieve taak maar ook de opvoedkundige opdracht. Deze beide werken elkaar niet tegen, maar kunnen samen in synergie meer betekenen!

Bovenstaande afbeelding is een mooi symbool van synergie; er is geen compromis, er wordt bijgevolg niets ingeleverd maar er wordt juist méér bereikt dan dat je met de beide ideeën apart kan bereiken! Verder is het ook te vergelijken met muziek, een orkest. Met 1 enkel instrument kan je nooit zoveel bereiken als met verschillende instrumenten samen.
Laat ons dit nu juist onthouden als we voor conflicten komen te staan; kom los van je eigen idee en probeer samen met de andere een oplossing te vinden waarvan we nooit dachten ze te kunnen vinden!

zaterdag 5 oktober 2013

Onderwijsbevoegdheid

Bij de beslissing om de specifieke lerarenopleiding te volgen komt de volgende vraag al snel aan bod : “Welke vakken mag ik geven en in welke graden?”. Het antwoord blijkt echter niet zo eenvoudig en eenduidig te zijn als eerst gedacht.

Er is een belangrijk verschil in bekwaambaarheidsbewijzen. Zo bestaan er 3 verschillende soorten: vereiste bekwaamheid (VE), voldoende bekwaamheid (VO) en andere bekwaamheid (AND). Je kan op de site van de overheid terecht om te weten voor welke vakken je met je huidg diploma een vereist bekwaambaarheidsbewijs bezit. Zo nam ik de proef op de som en zocht mijn opleiding (Farmaceutische en biologische laboratoriumtechnologie) op in de lijst. Mijn teleurstelling was echter groot toen bleek dat mijn diploma niet in de lijst is opgenomen. Echter, bij het volledig doorlopen van de lijst kwam ik HOKT (hoger onderwijs korte type) Farmaceutische en biologische technieken + BPB (pedagogische bekwaamheid) tegen. Na wat opzoekwerk blijkt dit de voormalige benaming van de opleiding te zijn, maar deze is in tussentijd volledig hervormd. Bij dit laatstvernoemde diploma is er 1 vereiste bekwaamheid namelijk apotheek. (TV/PV, in 2e en 3e graad ASO/KSO/TSO/BSO) Dit vak komt echter enkel voor in de opleiding apotheek-assistent, wat niet zoveel wordt aangeboden.

Verder is er in de lijst ook bachelor + BPB opgenomen. In deze lijst zijn er een pak meer vakken opgenomen met echter allemaal een VO. Na een logische selectie van de vakken die ik in mijn opinie kan geven volgt hieronder een korte samenvatting.


Algemene vakken (AV):

Biochemie                                            2e graad ASO/KSO/TSO + 3e graad BSO
Biologie                                                1e en 2e graad ASO/KSO/TSO + BSO (alle 3)
Chemie                                                 2e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO
Fysica                                                   1e en 2e graad ASO/KSO/TSO + BSO (alle 3) 
Natuurwetenschappen                        1e en 2e graad ASO/KSO/TSO + BSO (alle 3) 
Wetenschappelijk werk                       1e en 2e graad ASO/KSO/TSO         
Wiskunde                                              1e en 2e graad ASO/KSO/TSO + BSO (alle 3) 

Technische vakken (TV): 

Apotheek                                              2e en 3e graad ASO/KSO/TSO/BSO 
Toegepaste biochemie                      2e graad ASO/KSO/TSO + 3e graad BSO
Toegepaste biologie                           2e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO
Toegepaste chemie                            2e graad ASO/KSO/TSO + 3e graad BSO
Toegepaste fysica                               2e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO

Toegepaste natuurwetenschappen   2e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO 

Praktische vakken (PV):
Apotheek                                          2e en 3e graad ASO/KSO/TSO/BSO
Praktijk toegepaste biochemie      2e en 3e graad ASO/KSO/TSO + 3e graad BSO
Praktijk toegepaste biologie          2e en 3e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO
Praktijk toegepaste chemie           2e en 3e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO
Praktijk toegepaste fysica              2e en 3e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO

Praktijk toegepaste natuurwetenschappen  
                                    2e en 3e graad ASO/KSO/TSO + 2e en 3e graad BSO

Ik speelde echter altijd met het idee om praktijkles te geven in het hoger onderwijs, wat ik dit jaar reeds parttime doe. Voor deze functie is een BPB niet vereist maar wel een pluspunt. Ikzelf vind het echter een belangrijke meerwaarde voor mezelf.

In de opleiding kies ik voor het vak chemie of natuurwetenschappen. Laatstgenoemde spreekt me meer aan om stage te lopen omdat er niet enkel chemie maar ook biologie en fysica gegeven wordt. Zoals Ken Robinson stelt in Het Element, botst het idee van aparte vakken die niets met elkaar gemeen zouden hebben met het principe van dynamiek. Natuurwetenschappen is hiervan een goed voorbeeld; de vakken chemie, fysica, biologie en wiskunde bestaan niet naast elkaar maar bestaan door elkaar. De natuurfenomenen kunnen niet zomaar in hokjes of vakjes verdeeld worden maar beïnvloeden elkaar. In dit 'vak' kan je als leerkracht in de leerplannen raakvlakken zoeken en deze wetenschappen aan elkaar linken en aanbrengen. De leerlingen zullen de natuur op deze manier veel beter kunnen vatten.

Het spreekt me aan om naast een job in het onderwijs ook nog zelf in de praktijk te staan. Daarom is de werkzekerheid voor mij iets minder belangrijk. Zo zou ik al tevreden zijn met een parttime job als deze niet verspreid is over alle dagen in de week en bijgevolg mogelijkheden tot combinatie biedt. Don Lipski stelt in Het Element dat het het belangrijkste is om kinderen aan te moedingen dingen te doen waarover ze enthousiast zijn. Als leerkracht met praktijkervaring denk ik dat het gemakkelijker is dit enthousiasme op te wekken en te blijven voeden.

Momenteel heb ik nog geen zicht op mijn toekomstplannen. Tot een 2tal weken geleden was mijn plan de opleiding dit jaar af te ronden zodat ik kan ontdekken of lesgeven inderdaad iets voor mij is. Nadien zou ik liever eerst wat praktijkervaring opgedaan hebben in een bedrijf omdat ik sterk geloof in het overbrengen van informatie uit je eigen ervaringen. Op deze manier sta je sterker in je vakgebied. Vervolgens dacht ik binnen een 5tal jaar uit te kijken naar een job in het onderwijs. Het toeval heeft echter anders beslist.



Bovenstaande foto illustreert mijn visie op mijn instap in het onderwijs. Door mijn wens om ook nog in de praktijk zelf te staan zal het een puzzel worden met uren. Daardoor vrees ik dat de kansen klein zijn, wat natuurlijk afhangt wat er gevraagd wordt. Momenteel werk ik 8u per week, wat voor veel puzzelen zorgt met de lerarenopleiding omdat er juist 4 daarvan op de woensdag vallen. Ik denk dat deze lijn zich zal doortrekken. Echter, als de 8u op een volledige dag vallen, wat naar de toekomst toe bespreekbaar is, heb ik mogelijkheden om een parttime job te vinden. Eventueel zelfs in het secundair onderwijs. Dit vormt een hele uitdaging die zeker de moeite waard is om aan te gaan!


Het onderwijs in Vlaanderen kent 3 onderwijsnetten waar het verschil ligt in de inrichtende macht. Zo is er het Gemeenschapsonderwijs een Vlaamse openbare instelling. Het officieel gesubsidieerd onderwijs is ingericht door een openbaar bestuur zoals de steden en gemeenten enerzijds en de provincie anderzijds. Tenslotte is er nog het vrij gesubsidieerd onderwijs dat wordt ingericht door een privé-persoon of een privé-organisatie. Deze 3 onderwijsnetten hebben een andere visie, waar het verschil voornamelijk zit in de religieuze visie of specifieke pedagogische methodes. Het is belangrijk de visies van de verschillende netten te vergelijken en te ontdekken achter welke visie je als leerkracht zelf staat.


Natuurwetenschappen wordt in de eerste graad ASO 1 à 2 uur per week aangeboden. In het KSO wordt er in de eerste graad 1 à 2 uur per week aangeboden en in de 2de graad 2 uur per week. In het TSO wordt het in de 2de graad vaak 1 jaar, 1 uur per week aangeboden.

Natuurwetenschappen is een algemeen vak, bijgevolg moet je 22u werken in de 1ste graad of 21 uur in de 2de graad als je een voltijdse opdracht wilt hebben. Tenzij het een grote school betreft, is het heel moeilijk om deze uren op dezelfde school te presteren. Na een aantal jaren bestaat er ook de mogelijkheid tot BPT uren(bijzondere logistieke taken). Deze zijn uren bedoelt voor andere taken dan lesgeven zoals graadcoördinatie, internationalisering,.. 

Volgens het Arbeidsmarktrapport prognose 2011-2015 zal het aantal leerlingen in het secundair onderwijs afnemen, waardoor bijgevolg de vraag naar onderwijzend personeel ook zal afnemen. Daar tegenover staat dat de uitstroom van personeelsleden toeneemt door het effect van de vergrijzing. 

Bij het aanbod is er een lichte stijging van het aantal uitgereikte diploma's in de geïntegreerde lerarenopleidingen. Het aantal inschrijvingen bij de SLO aan de universiteiten kent een drastische daling wat zich ook doortrekt naar een daling van de afgestudeerden. Het aantal uitgereikte diploma's in de SLO aan de hogescholen kent een stijging. Bij de SLO aan centra voor volwassenenonderwijs is er ook een stijging van het aantal uitgereikte diploma's vastgesteld. Echter, niet alle afgestudeerden stromen ook effectief door naar een job in het onderwijs. Verder is er ook de uitstroom van beginnende leerkrachten. Samengevat daalt het aanbod leraren SO lichtjes in de prognose gedurende periode 2012-2015.
Verder is wiskunde een knelpuntvak in het secundair onderwijs. Voor het onderzoek van de knelpuntvakken is er echter alleen rekening gehouden met kandidaten die over een vereist bekwaamheidsbewijs voor dat bepaalde vak beschikken. Voor chemie is er een licht overaanbod, voor natuurwetenschappen is er een beduidend sterk overaanbod net zoals voor biologie. Tenslotte besluit het Arbeidsmarktrapport prognose 2011-2015 dat er de komende vier jaar een overschot zal zijn van 4 365 leraren, wat een stijging betekent ten opzichte van de vorige jaren. 

De Arbeidsmarktbarometer 2012 toont een daling van het aantal openstaande vacatures in de 1ste en 2de graad van het secundair onderwijs vanaf mei 2012.


Uit deze analyse kan besloten worden dat het als leerkracht Natuurwetenschappen niet gemakkelijk zal zijn om werk te vinden en nog moeilijker om een fulltime opdracht te vinden. Dit enerzijds door het beperkt aantal lesuren en anderzijds door het hoge aanbod van leerkrachten met een vereiste bekwaamheid voor natuurwetenschappen. 



Het 'waarom' van onderwijs

De 'waarom'-vraag is een vaak gestelde vraag door een kind. Deze wordt vaak beantwoord met 'daarom' - een antwoord dat ikzelf vaak te horen kreeg - omdat een ouder geen antwoord heeft op alle vragen. Zo blijft ook de vraag waarom ze naar school moeten gaan vaak niet buiten schot. Deze vraag kan echter écht beantwoord worden, en niet zomaar met 'daarom'.


Bovenstaande afbeelding illustreert mijn visie op het antwoord op deze 'waarom'-vraag.
Als kind zit je in een bepaalde vertrouwde omgeving, je wordt als het ware omgeven door een cocon. Door naar school te gaan wordt deze cocon opengesteld en krijg je de kans om over het hoekje te kijken. Als leerkracht heb je hierbij een belangrijke rol, zowel educatief als opvoedkundig. 

Op educatief vlak is het belangrijk kennis over te brengen en vaardigheden te helpen ontwikkelen. In het leerproces leren ze hun sterke en minder sterke kanten kennen en ontdekken de leerlingen waar hun interesse ligt. Om dit te bekomen is het noodzakelijk dat ze openstaan voor nieuwe kennis en van alles wat proeven. 
In het huidig onderwijsmodel ligt de nadruk steeds meer op procesgericht onderwijs. Hierin speelt ICT een belangrijke rol. Het is de taak van de leerkracht om het gebruik van dit medium op een goede manier aan te brengen. Zo moeten de leerlingen vlot leren opzoeken en een kritisch beeld vormen over de aangereikte informatie.

Verder heeft de leerkracht ook een belangrijke opvoedkundige taak. Dit ligt in het verlengde met de opvoedkundige taak van de ouders. Zo leren ze in een klasgroep omgaan met mensen en respect hebben voor andere persoonlijkheden. Dit gaat verder dan de klasgroep maar omvat de volledige school. De leerlingen komen in aanraking met een grote diversiteit waar ze mee leren omgaan. Ze leren samenwerken, overleggen, verantwoordelijkheid opnemen maar ook zelfstandig zijn en leren van elkaar.
Ook de school speelt een belangrijke rol bij het aanbrengen van waarden en normen waar de school zelf voor staat.

Het uiteindelijke doel is dat de leerlingen zich in het laatste jaar secundair onderwijs door middel van het leerproces en de aangereikte informatie een beeld ontwikkelen over waarin ze geïnteresseerd zijn en waar hun sterke en minder sterke punten liggen. Op basis hiervan maken ze een bewuste studiekeuze naar het hoger onderwijs toe of gaan ze aan de slag als werknemer in een sector dat ze graag doen!

Na het afronden van hun studies bezitten de studenten niet enkel over de nodige vakkennis maar bezitten ze ook - minstens even belangrijk of misschien zelfs het belangrijkste - sociale vaardigheden en een eigen visie over de maatschappij.

Op het werkveld is ook deze ontwikkeling zichtbaar, steeds meer wordt er expliciet naast het vereiste diploma om kwaliteiten zoals kritisch denkvermogen, zelfstandigheid en teamgericht werken gevraagd. Een bedrijf waarin de werknemers aan deze kwaliteiten voldoen, is een bedrijf waarin er graag gewerkt wordt. Dit draagt bijgevolg veel verder dan het bedrijf zelf, maar werpt ook vruchten af op de maatschappij en het algemeen welzijn.